Kort nadat NLdigital bekend maakte dat directeur Lotte de Bruijn de organisatie verlaat is de redactie door meerdere partijen gewezen op de situatie bij deze brancheorganisatie. Zonder dat er tot nu toe ruchtbaarheid aan is gegeven hebben de drie landelijke aanbieders van telefonie, internet en televisie, KPN, VodafoneZiggo en Odido het lidmaatschap opgezegd.
Of er een directe link is tussen het vertrek dit trio en de positie van de directeur is tot op heden door niemand aangetoond. Wel is duidelijk dat hier een klassiek probleem speelt dat elke brancheorganisatie kan overkomen.
De organisatie die nu NLdigital heet is al jaren actief en had voorheen andere namen. De achterban is deels gelijk gebleven maar ook veranderd. Leden die voorheen toonaangevend waren bij het inrichten van de kantoorwerkplekken met draaischijftelefoons en typemachines bestaan mogelijk nog wel in naam, of ze nog even belangrijk zijn als 10 en meer jaar geleden is nog maar de vraag. De moderne werkplek verlangt andere producten en heeft dan ook geleid tot leden die korter actief zijn. In het kielzog daarvan zijn bedrijven lid geworden in nieuwe deelsectoren. Onder de paraplu van deze koepelorganisatie zit jong en oud, nieuw en ervaren, ambitieus en meer behouden.
Een ander zichtbaar verschil tussen de leden is de omvang. De drie operatoren die nu zijn opgestapt zijn in alle opzichten groot. Veel omzet, veel personeel, behoorlijk dominant op een markt met weinig concurrenten. Ze hebben belangen die echt anders zijn dan die van regionale werkplekinrichters, msp’s of systeem integrators.
Elke brancheorganisatie heeft baat bij een grote achterban en moet weten om te gaan met de verschillende belangen van de grote en kleine deelnemers, de gevestigde orde en nieuwkomers. Waar voorheen een brancheorganisatie de verbindende factor was om te komen tot zaken als een sectorale CAO en gezamenlijke acties verlangen leden tegenwoordig vooral ondersteuning en vertegenwoordiging op basis van het eigen profiel.
Jonge ondernemers vinden het makkelijker zelf een platform als alternatief van een brancheorganisatie te starten en daar deelgenoten bij te betrekken dan aan te sluiten bij een organisatie die overkomt als oud en niet goed passend, omdat er bedrijven met totaal andere business, omvang en belangen bij zitten.
De leden waar deze jonge en kleinere ondernemers moeite mee hebben, hebben zelf reden om kritisch te kijken naar de meerwaarde van het lidmaatschap. Getalsmatig zijn ze een klein deel van de achterban, maar op basis van de omzet of aandacht van politiek en pers zijn ze juist het tegenovergestelde. Kunnen de dossiers waar alleen zij mee te maken hebben nog wel door een koepel met een hele brede achterban worden behartigd? In dit geval zijn ze tot de conclusie gekomen dat het antwoord ontkennend is en dus het lidmaatschap te weinig oplevert.
Wat NLdigital is overkomen kan in elke sector met een brancheorganisatie gebeuren. De balans vinden tussen de belangen van groot en klein, jong en volwassen, is extreem lastig. Te veel naar een groep luisteren – of de indruk wekken dat te doen – betekent dat andere groepen met vuist op tafel slaan en opstappen.
In Nederland zijn wat dat betreft de lontjes korter dan in andere landen. Hier stapt men op en wil bewijzen het zelf beter te kunnen. Het gevolg is bekend. Nederland is een land vol belangenclubjes die vooral bezig zijn het eigen bestaan zeker te stellen en daarmee amper een volwaardige gesprekspartner voor de overheid zijn.
Om dat laatste te kunnen zijn, is meer nodig dan menigeen zich realiseert. Dat de drie opgestapte partijen zich daarvan bewust zijn is overigens duidelijk. Zij hebben aansluiting gezocht bij de koepelorganisatie NLconnect die een meer afgebakende focus heeft.