Soms neem ik mijn laptop mee op vakantie. Om te Netflixen in het vliegtuig, en nog wat losse eindjes weg te werken. Ik ga dan graag op een terras zitten. Om af en toe een mailtje te versturen, maar vooral om te loeren. Mensen kijken. Want daar zijn terrasjes voor bedoeld.
Ik kijk naar de stellen die druppelsgewijs het strand verlaten en de heuvel op sjokken. Een te dikke man met dunne krulletjes heeft een matje onder zijn arm. Hij zwoegt en zweet. De kamer is nog ver. Daarachter loopt zijn vrouw, met een tas met strandspulletjes. Zonnebrand en slippers. Ze kijkt uitdrukkingsloos voor zich uit.
Dan laat de man een scheet. Een soort valse trompet. Ik verwacht een reactie, maar er gebeurt niets. De man sjokt stoïcijns verder de heuvel op. Zijn vrouw hobbelt erachteraan, en heel even zie ik haar gezicht vertrekken. Ik hoor haar in gedachten denken ‘dat ze die smeerpijp veertig jaar geleden maar nooit had ontmoet’. Maar het heeft geen zin.
’s Avonds zie ik het stel opnieuw. Gedoucht en in vlekkeloos wit. Hij met een rood hoofd boven een strak gestreken overhemd, zij in een jurk met glittertjes. Een gitarist zwiert naar hun tafeltje en zingt ‘Guantanamera’. De man met de krulletjes wiegt glimlachend zijn verbrande hoofd op de melodie. De muzikant zet één knie op de grond en begint de vrouw nu toe te zingen. Zij draait haar hoofd echter weg en kijk ijzig voor zich uit. De man met de sombrero geeft het op en zet ‘La Bamba’ in om weer wervelend het volgende tafeltje aan te doen. Ik hoor de man in het witte overhemd denken hoe het leven eruit had kunnen zien zonder deze zuurpruim in haar kermisjurk. Maar ook zijn mijmeren is zinloos.
Ik kan het niet langer aanzien en sla mijn handen voor mijn gezicht. Ik heb zin om in levensgrote letters in de sneeuw de woorden ‘kappen nou’ te schrijven. Met een joekel van een uitroepteken erachter.
Maar zelfs ’s nachts wordt het hier niet kouder dan 20 graden. Dus ook dat heeft helemaal geen zin.
(dit artikel verscheen eerder in ITchannelPRO magazine 2024-02)