Amerikaanse operators mogen geen componenten van Chinese bedrijven als Huawei en ZTE meer in het netwerk hebben. Er geldt een wettelijke “rip and replace” plicht en een deel van de kosten daarvan vergoedt de overheid. Dat proces blijkt nog best lastig.
Washington heeft voorgeschreven welke merkene uit de netwerken moeten verdwijnen. De telco’s zijn verplicht een opgave te doen van de architectuur van de netwerken en een lijst te geven van wat daar valt onder de “rip and replace” plicht.
Inventarisatie
Nu klinkt dat als een simpele inventarisatie. Kwestie van het insturen van een technische plattegrond en een lijst met items. De realiteit is anders. In dit stuk staat dat van de 181 verzoeken via het programma gecompenseerd te worden 120 niet aan de eisen voldeden. Die aanvragen tot compensatie worden vooralsnog niet gecompenseerd. De eis tot het rippen van het netwerk blijft wel overeind.
Er zijn twee redenen waarom het aantal foute aanvragen en overzichten zo hoog is. De eerste is dat een groep telco’s bewust verkeerde data heeft verstrekt. Door hogere aantallen “foute” componenten door te geven willen ze extra geld vangen van de overheid.
Eigendom
De andere reden is vanuit technisch oogpunt veel interessanter. Sommige telco’s vinden het niet alleen moeilijk precies te achterhalen wat er in elke zendmast of serverkast zit. Een aantal, en dat zijn dan vooral de kleinere Amerikaanse mobiele operators ver buiten de steden, kan ook niet met zekerheid aangeven van wie die hardware of componenten zijn.
Uit andere berichten over dit landelijke programma was al duidelijk geworden dat gedeeld bezit en gebruik (zendmasten) ook nog wel eens een probleem vormt. Want het vergt natuurlijk wel de nodige afstemming om iets uit te zetten en te vervangen en daarbij de overlast voor alle gebruikers te beperken.