Na de Rotterdamse haven en Schiphol, wordt de digitale infrastructuur van datacenters wel de derde mainport van Nederland genoemd. Met ruim 140 datacenters in ons land is die gedachte ook niet zo gek. Maar hoe bepaal je welke datacenters behoren tot de vitale infrastructuur?
Bureau Stratix heeft daar afgelopen najaar onderzoek naar gedaan, in opdracht van het Agentschap Telecom. De onderzoekers concluderen dat het best lastig is om concrete maatstaven te vinden om te bepalen of een datacenter vitale infrastructuur huisvest. In Nederland bezitten 51 rechtspersonen ongeveer 140 commerciële datacenters. Daar zijn de datacenters van de hyperscalers niet bij opgeteld, zoals Microsoft, Google Cloud en AWS. Deze cijfers betekenen dat een deel van die rechtspersonen meerdere datacenters bezitten. Hierdoor lijkt het verstandiger om vooral een datacentergebouw vitaal te verklaren in plaats van de rechtspersoon.
De verscheidenheid aan diensten tussen de diverse typen datacenters is groot, variërend van alleen housing tot een compleet dienstenpakket met opslag, dataverwerking, software en beheerdiensten (verticals). Bovendien is deze markt zeer dynamisch; er is sprake van groei, clustering, verschuiving in de dienstenmix en eigendomswisselingen, stellen de onderzoekers.
Harde criteria
Er bestaat geen consensus over de criteria om te kunnen bepalen welke datacenters vitale infrastructuur huisvesten. De omvang van een datacenter blijkt geen indicatie voor het aantal of soort klanten. Harde criteria als vloeroppervlak, stroom-aansluitwaarde of aantal personen dat direct afhankelijk is van de dienstverlening zijn daarvoor eveneens ongeschikt. “Voor alle geïnterviewde partijen is duidelijk dat harde criteria zoals vloeroppervlak of stroomverbruik geen rol kunnen spelen bij het bepalen of een datacenter vitaal moet worden verklaard.” Dat komt onder meer door de steeds hogere densiteit van de hardware die leidt tot een hogere compute power terwijl het vloeroppervlak gelijk blijft of zelfs afneemt.
Een ander criterium
Vier criteria of een datacenter in aanmerking komt voor de beoordeling ‘vitaal’:
- Er is (een groot deel van) een vitaal proces gehuisvest
- Er is geen reële uitwijkmogelijkheid
- Het datacenter is te complex om snel te herstellen
- Het datacenter is te groot om te falen
Het aantal huishoudens of burgers dat wordt geraakt als het datacenter uitvalt, is als criterium door een deel van de respondenten afgewezen. Dit onderstreept het gevoel om vooral te kijken naar de processen in de datacenters om te kunnen bepalen of het gaat om vitale infrastructuur.
Certificeringen
Verder is onderzocht of certificeringen iets kunnen zeggen over het eventueel vitaal belang van datacenters. Datacenters laten zich certificeren naar ISO9001, 27001 of NEN7510. De ISO27001 geeft aan hoe de informatiebeveiliging procesmatig is ingericht om beveiligingsmaatregelen te effectueren. De NEN7510 doet dat ook, maar dan specifiek voor informatiebeveiliging in de zorgsector. ISO9001 is de internationale generieke norm voor kwaliteitsmanagement. Deze komt bij datacenters iets minder voor dan de ISO27001.
Hoewel certificeringen in de datacentermarkt belangrijk zijn, zijn er ook kanttekeningen bij te plaatsen. Datacenters tonen graag dat ze werken volgens bepaalde certificeringen, zowel omdat klanten het als voorwaarde stellen als uit concurrentieoverwegingen. De enquête onder datacenters toont dat de meeste datacenters de drie genoemde certificeringen herkennen, maar niet per se zien als een parameter voor ‘vitaal’. Dat komt vooral omdat certificaten slechts een beperkte zekerheid bieden dat processen daadwerkelijk plaatsvinden zoals beschreven. Diverse ondervraagde datacentermedewerkers merken op dat certificaten vaak een marketingtool zijn. Er is dus twijfel of dit maatgevend is voor het bepalen of een datacenter vitaal of niet-vitaal is.
Te weinig kennis
Toch lijkt er wel een aspect te zijn dat iets kan zeggen over het belang van de diensten die draaien in een datacenter. “Er zal moeten worden gekeken naar de processen van klanten in de datacenters”, stellen de onderzoekers.
Daarbij moet wel worden aangetekend dat voor veel datacenters niet duidelijk is welke processen er lopen en of die van het label vitaal zijn te voorzien. Lang niet alle exploitanten van datacenters weten voldoende van hun klanten om een inschatting te kunnen maken over de processen en de noodzaak van de continuïteit. Ruwweg de helft van de datacenters uit de enquête vraagt hun klanten daar niet proactief naar.
Hoe nu verder?
Ook volgens de Stichting Digitale Infrastructuur Nederland (DINL) moeten processen in principe doorslaggevend zijn voor het beantwoorden van vragen over de bepaling vitaal. “Maar dan zou het beter zijn om de hele sector vitaal te verklaren”, aldus een reactie van DINL. De Dutch Data Center Association (DDA) ziet eigenlijk geen reden om bepaalde datacenters vitaal te verklaren omdat het niet duidelijk is welk probleem daarmee moet worden opgelost. Ook DINL ziet niet de meerwaarde van de term vitaal van bepaalde datacenters en stelt voor om te kijken naar classificaties in lijn met de Europese Cyber Security Act.
Het initiatief voor het ‘vitaal’ verklaren van Nederlandse datacenters ligt nu bij het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Staatssecretaris Mona Keijzer zal op basis van de rapporten en gesprekken met de sector beoordelen of bepaalde aanbieders moeten worden bestempeld als vitaal of essentieel. Daarover wordt naar verwachting in het najaar meer bekend.
(Dit artikel verscheen eerder in ITchannelPRO magazine nummer 2)