Niet iedereen is blij met EU gigabit infrastructure act (GIA)

Vorige maand is een belangrijke horde genomen om van het GIA voorstel tot EU wetgeving te komen. Gigabit voor alles en iedereen in de EU, je zou denken dat iedereen daar blij van wordt.

GlasvezelDe GIA is deels te zien als een update van eerdere regels en wetgeving. Dat de EU komt tot regelgeving voor het verder verglazen van de landen is alleen al daarom logisch. In de pers hebben al die tussenfasen op weinig aandacht kunnen rekenen. Het onderwerp is te complex voor de meeste consumenten. Meer dan berichten als “De EU wil overal 100 Mbps voor het einde van [jaar]” is er in de kranten niet over te vinden.

Het verhaal is anders bij de partijen die deze connectiviteit moeten mogelijk maken. Dat zijn de incumbents, bestaande concurrenten en een hele zwerm van nieuwe toetreders, financiers en facilitators. Voor die groepen geldt dat zij het dossier GIA waarschijnlijk nauwkeurig hebben gevolgd. Een deel daarvan is direct na het bekend worden van de voorlopige EU deal in de pen geklommen. Via de eigen kanalen en perslijsten is gewezen op de negatieve effecten van GIA. Wat is er dan negatief aan het feit dat achter elke voordeur 1000 Mbps voorhanden is?

Enkele aanvoer

In je woning loopt een buis voor wateraanvoer, de stroomvoorziening is een kabel, je aardgas is een buis. Waarschijnlijk is er ook een kabel voor telefonie die het pand binnenkomt en sinds een paar jaar is er ook een groene, oranje of blauwe kabelmantel die in de meterkast uitkomt waarin een glasvezelkabel zit. Elke keer gaat het om een enkele aanvoer. Dat vinden we heel normaal.

Het zelfde verhaal gaat op voor de voordeur van een appartementencomplex, een woonwijk, een bedrijventerrein. Maar niet voor elke buis of kabel. Glasvezel is van veel recentere datum. Toen dat beschikbaar kwam waren markten al meer geliberaliseerd. Het was technisch en juridisch mogelijk een tweede, derde of zelfs vierde glasvezel aan te leggen. Financieel (lees: extreem lage rente) waren er de nodige prikkels die dat gedrag stimuleerde.

Waartoe dat heeft geleid mag bekend zijn. In Nederland en elders in de EU zijn glasvezelaanleggers met elkaar gaan concurreren. Wie als eerste een gebied ontsluit heeft daar de klanten, de omzet en over een langere periode rendement om de investering. De term “handdoekje leggen” dekt de lading. Maar niet elke concurrent laat zich daardoor afschrikken. Meldingen dat consumenten en bedrijven door meerdere partijen worden benaderd om een handtekening te zetten en daarmee de verglazing mogelijk te maken zijn er genoeg.

Samenwerken

In Brussel, maar ook in Den Haag, is deze hectische markt enige tijd bekeken zonder in te grijpen. Met de GIA gaan bepaalde zaken worden aangepakt. GIA bepaalt wat in de regio Amsterdam en ook in Edam/Volendam is afgesproken. Aanbieders moeten meer gaan samenwerken. We leggen (behoudens uitzonderingen) nergens twee stroomleidingen of waterbuizen aan van verschillende aanbieders. Dat moet als het aan Brussel ligt ook de norm worden voor de glasvezel infra.

Meer samenwerking moet een snellere uitrol mogelijk maken en een die betaalbaarder is. Dat laatste wordt te makkelijk door de sector over het hoofd gezien, maar omdat geld niet meer gratis is, wordt het financieren van de aanleg behoorlijk duurder. Zo duur zelfs dat de tarieven omhoog moeten gaan. Dat leidt tot een verminderde adoptie wat weer andere negatieve effecten heeft. Zelfs zonder de hogere rente is verglazen flink duurder geworden, kijk maar naar de kosten van materialen en personeel. Belangrijk is verder dat in lijn met een bekende regel alles dat nu nog moet worden verglaasd per defnitie duurder is. De makkelijkste objecten en gebieden zijn gedaan. Wat nog rest is moeilijker, dus duurder.

Wie echter niet verder kijkt dan zijn eigen businesscase en leest dat de EU voorschrijft dat “zijn” infra open moet voor de concurrentie is dus niet blij met GIA. Zijn “licence to print money” blijkt een uiterste houdbaarheidsdatum te hebben. Niet leuk, maar wel een feit.

Mobiele versie afsluiten